17, 18, 19, 20 september
Vanaf Sintra rijden we dinsdagmorgen al vroeg langs de kust
naar Cascais. Onderweg komen we langs Cabo do Roca, het meest westelijke puntje
van het Europese continent. Er valt weinig meer over te zeggen dan dat de wind
er vanaf de Atlantische oceaan met flinke kracht tegen aan beukt. We houden de
verdere dag een was-, lees- rust, wifidag op de Orbiturcamping in Cascais. Jammer
genoeg waait het ook hier flink.
Het is woensdag dan
maar een uurtje rijden naar Belèm-Lissabon. We bekijken er het Mosterio dos
Jeronimos, ook al weer zo’n enorm en uitbundig versierd klooster. We herkennen
inmiddels de versieringen vol pracht en praal van Koning Manuel I.en kijken
weer ons ogen uit. Vlakbij zijn ook het rond 1960 door Salazar opgerichte
monument van de ontdekkingen en de beroemde witte, in het water liggende, Torre de Belem te bewonderen. We sluiten de
middag af met koffie en warme pasteitjes (een soort bladerdeeggebakjes met
puddingvullling) van de beroemdste banketbakker van Lissabon, Antiga
Confeitaria de Belem. De mensen staan er voor in de rij.
Vanaf onze overnachtingsplaats in Belèm gaan we de volgende
dag met de tram naar de stad. We lopen er over het enorme Commercioplein en de
in het verlengde liggende winkelstraten. Natuurlijk gaan we met tram 28 naar de wijk Alfama met hoog op de heuvel zijn
kasteel. We lopen door de wijk Ciado, drinken koffie in A Brasileria en dwalen
door de stegen en straatjes van de wijk Bairro Alto. Er is beslist nog meer te
zien in Lissabon maar we waren er eerder en laten vandaag vooral de sfeer van
de stad op ons afkomen. Zeker nu de temperatuur weer boven de 30 graden stijgt.
De tram brengt ons aan het einde van de dag weer terug naar Belem.
De camperplaats daar ligt handig vlakbij de
bezienswaardigheden en ook vlak bij de trein, de bus en de tram naar de stad
maar is wel erg lawaaiig. Na twee onrustige nachten laten we vrijdag Belèm en
Lissabon achter ons. Het wordt een rijdag door het westelijke deel van Alentejo,richting
Algarve. Afgezien van een koffiestop in Setubal met zijn gezellige smalle
voetgangersstraatjes, betekent het vooral rijden langs en door een dunbevolkt
en nauwelijks in cultuur gebracht, licht golvend gebied met veel kurkeiken en
naaldbomen. Her en der ligt er een wit huis. In de namiddag stoppen we op de
grens van Alentejo en de Algarve, aan de kust vlakbij het witte plaatsje
Odeceixe. De camperplaats geeft ons een weids en schitterend zicht op de oceaan, waar
we aan het einde van de dag de zon als een vuurrode bal in zien verdwijnen. Met
dit uitzicht wanen we ons in een peperduur hotel . . . .
Overnacht hebben we
achtereenvolgens op de ASCI-Orbiturcamping in Cascais/Guncho, twee nachten op
de lawaaiige camperplaats aan de Avenida Brasilia, op het parkeerterrein
tegenover treinstation Belem en stil, hoog boven het strand van Odeceixe, ook
weer op een gedoogplaats op een parkeerterrein. Het weer is al deze dagen weer
zonnig met oplopende temperaturen van 24 tot 35 graden.