28 en 29 september
Dat het kurkdroge land naar water smacht, begrijpen we. Dat
neemt niet weg, dat we het jammer vinden dat dat water nu juist tijdens onze
laatste dagen in Portugal moet vallen . . .
Gewapend met paraplu’s trekken we zaterdag naar Evora. De
camper kunnen we kwijt op een parkeerplaats net buiten de stadsmuur. In de praktijk hebben we de plu’s nauwelijks
nodig en kunnen we de buien ontlopen tijdens koffiedrinken en lunch. We zien
zelfs zo nu en dan voorzichtig de zon. Evora blijkt een prachtige stad met hoge
witte en lichtgele huizen. We bekijken
er de kathedraal met bijbehorend klooster. Mooi, maar lang niet zo uitbundig
als het klooster in Batalho.
.jpg)
Een restant van een Romeinse tempel laat zien hoe
oud Evora al is.
Er vlakbij liggen het paleis en de kerk van de familie
Cadaval. In de kerk vallen we stil voor de overvloed aan azulejos. Letterlijk alle
wanden zijn hier bedekt met tegelplateaus. En dan te bedenken dat al die
tegeltjes ooit een voor een zijn beschilderd, gebakken en hier geplaatst.
Een
derde te bezichtigen kerk is de Sao-Francisco-kerk en dan vooral de daarbij
behorende capela dos osses. De muren bestaan hier van boven tot onder uit
schedels en botten. Om je aan de tijdelijkheid van het aardse bestaan te
herinneren staat er boven de
toegangsdeur zoets als: ‘De aanwezige botten hier wachten op die van u’. Een
beetje sinister vinden we het wel.
![]() |
Dit zijn dus allemaal schedeltjes |
We rijden nog 30 kilometer door naar het Noorden en vinden een plaatsje voor
de nacht op een kleine camping van een Nederlandse eigenaar; Novo Horizonte bij
Everamonte, pal aan de E 802. We krijgen
allerlei tips voor de vestingstadjes in de omgeving, Everamonte en Estramoz.
Verder zijn er in omliggende dorpen ambachtelijke bedrijfjes op het gebied van
pottenbakken, kurk bewerken en tapijt knopen te vinden. Het is echter zondag en
bovendien lokt de loodgrijze lucht niet tot uitstapjes. We rijden daarom verder door het weidse
landschap van Alentejo en passeren de witte vestingstadjes ongezien. Wel
stoppen we in Mavao, een dorp dat met Monsaraz
(zie een paar dagen geleden) wedijvert om de titel ‘mooiste dorp van Portugal’.
Het ligt beeldschoon, hoog op een rots en geheel ommuurd. Ook weer zo’n
toonbeeld van witte huizen langs kronkelige keienstraatjes. De druilregen en
mist doen het effect echter wel teniet, zeker op foto’s. Hetzelfde geldt voor
het 20 kilometer verder liggende Castelo de Vide. We wandelen er met onze plu’s
door de hoog opgaande straatjes van de oude Joodse wijk, maar houden het ook
hier snel voor gezien.
Portugal huilt ons ten afscheid, zoals Job het uitdrukt. We
rijden door Portugals tranen Noordwaarts. Onderweg passeren we de Tejo, oftewel
de rivier de Taag. We lijken even een glimp te vangen van de Lorelei. Ter info
aan de familie: er is hier geen scheepvaart. Kennelijk is hier nooit
genormaliseerd en gekanaliseerd.
Bij Castelo
Branco pikken we de tolweg op, die ons
in anderhalf uur naar de Spaanse grens bij Vilar Formese brengt. Daar brengen
we de nacht door op de camperplaats van winkel-van-sinkel Zaza. We zijn hier
nog 1825 kilometer van huis.
We hebben deze dagen
respectievelijk 35 en 297 kilometer gereden. Overnacht op SVR-camping Novo
Horizonte en Evaromonte en op de camperplaats (inclusief, water en
electriciteit) bij de winkel Zaza in grensplaats Vilar Formese. Het weer was
regenachtig en vooral zondag bewolkt. Temperatuur
rond de 20 graden.